Het huidige Nederlandse voedingsconsumptiepatroon draagt bij aan gezondheids- en milieuproblemen. Het leidt enerzijds tot hoge gezondheidskosten en anderzijds tot grote uitdagingen rond milieu, natuur en klimaat. Een meer plantaardig eetpatroon is waar gezond en duurzaam hand in hand gaan.
Een meer plantaardig eetpatroon zorgt voor een betere gezondheid, en ook voor minder milieuproblemen.
In 2015 bedroegen de Nederlandse zorguitgaven die direct gerelateerd zijn aan ongezonde voeding ruim 6 miljard euro. Jaarlijks sterven er in Nederland 13.000 mensen (in)direct door ongezonde voeding. Tegelijkertijd draagt de productie en consumptie van vlees en zuivel bij aan klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, stikstofuitstoot, watergebruik en landgebruik.
De verschuiving naar een eetpatroon met meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten – de eiwittransitie – is een kans om zowel gezondheids- als milieuproblemen aan te pakken.
De Gezondheidsraad concludeerde in 2023 dat de verschuiving naar een eetpatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten goed is voor de gezondheid van het overgrote deel van de Nederlandse bevolking. Daarnaast toonde Wageningen Economic Research aan dat deze verschuiving naar 60%/40% plantaardige/dierlijke eiwitten tot een besparing van 2 miljard euro op de zorg in Nederland kan leiden, door een verbeterde volksgezondheid.
De verschuiving naar 60%/40% plantaardige/dierlijke eiwitten verlaagt de milieu-impact met minimaal 25% door de verlaging van broeikasgasemissies en landgebruik. Dit levert in economische termen een winst op van ruim 8 miljard euro per jaar.
Gezondheidsorganisaties hebben een voorbeeldrol en kunnen mede sturen op gezonde én duurzame eetpatronen.
Zo kunnen de gezondheidscrisis en de duurzaamheidscrisis tegelijk worden aangepakt. Als de gezondheidssector de handen ineenslaat, en zich uitspreekt voor de noodzaak van een voedseltransitie, kunnen we Nederland zowel gezonder als duurzamer laten consumeren. En dat is goed voor de mens én voor de planeet.